Te voorschijn komen
“We zaten in een huisje in de bergen met zo’n houtkachel. Ik had daar best willen blijven, ver weg van de boze buitenwereld. Na mijn vakantie had ik echt moeite om weer aan het werk te gaan”, zegt hij in het openingsrondje. Hij is begin 40, heeft een eigen coachpraktijk en valt op in de groep door zijn serieuze houding. Hij houdt zich ook graag op de achtergrond, maar een enkele keer komt hij ineens grappig uit de hoek en breekt een jongensachtige ondeugendheid door zijn serieuze masker heen.
“Ik heb het gevoel dat ik steeds meer op routine werk en steeds vaker uitkijk naar het weekend”, vervolgt hij. “Eigenlijk wil ik groepen gaan begeleiden, ik heb meer te bieden dan ik nu doe. Maar die volgende stap durf ik steeds maar niet te zetten”, zegt hij met een mistroostige blik. “Weet je waar dit over gaat?”, vraag ik. Hij denkt even na en zegt dan: “Het heeft denk ik iets te maken met mezelf laten zien. Als ik trainingen wil geven dan moet ik ook de boer op, anders wordt het natuurlijk niks.”
Ik knik en vraag hem: “Schuif je stoel eens een klein beetje naar voren.” Hij schrikt zichtbaar van mijn uitnodiging. Aarzelend verschuift hij zijn stoel een paar centimeter. Nu wordt hij in de kring meteen zichtbaarder. Aan zijn lichaamstaal en neergeslagen ogen zie ik hoe ongemakkelijk het voor hem is. “Kijk eens naar mij”, nodig ik hem uit. Voorzichtig kijkt hij me aan om zijn blik daarna weer snel af te wenden, alsof hij dit niet echt vertrouwt. “En kijk nu ook eens naar Hylkje”, vervolg ik. Mijn collega-trainer kijkt hem vriendelijk aan, maar hij kan haar blik nauwelijks verduren. Alsof hij zich heel erg schaamt. Mijn vermoeden is dat hier een oude pijn aangeraakt wordt, dus ik vraag: “Heb je een idee waar Hylkje voor staat? Hij kijkt me niet begrijpend aan. “Bij wie heb je je ooit eerder zo gevoeld?”, ga ik verder. Dan zegt hij meteen: “Oh, zo bedoel je. Dat weet ik wel. Bij mijn moeder.”
“Ik moet nu in een keer ergens aan denken”, zegt hij. Ik knik uitnodigend. “Ik was denk ik een jaar of drie, een bang jongetje dat erg aanhankelijk was. Ik herinner me dat ik mijn moeder geen moment alleen liet.” “Dat lijkt me heel verstandig als je bang bent”, zeg ik. Deze opmerking raakt hem. “Nou, ik heb vooral geleerd dat dat níet normaal was. Dat ík niet normaal was.” Plotseling heeft hij tranen in zijn ogen. “Op familiefeestjes werd er over mij gepraat”, vervolgt hij. “Ik weet nog goed dat ik boven aan de trap stiekem stond te luisteren. Ik hoorde mijn moeder lachen terwijl de familie grappen maakte over mij.” Nu is het doodstil in de groep en ik zie vanuit een ooghoek dat meerdere deelnemers geraakt zijn door zijn verhaal.
“Hoe voelde jij je als kleine jongen daar bovenaan de trap?”, vraag ik. “Ik wilde wel naar beneden om erbij te horen, maar ook zo ver mogelijk wegduiken”, zegt hij zachtjes. “Was er iemand die jou beschermde tegen deze grappen?”, vraag ik. “Nee”, zegt hij resoluut, “ik kan me niet herinneren dat iemand voor me opkwam of ingreep”. Ik laat dit even op me inwerken en zeg: “Wat pijnlijk, dat klinkt alsof je er alleen voor stond.”
“Kijk maar of je, terwijl je langzaam in de kring wat naar voren schuift, steeds even steun bij mij kan ophalen door me aan te kijken. Bij wijze van een vaderfiguur die je beschermt.” Deze opmerking ontroert hem. “Ik realiseer me nu dat mijn vader zich steeds op de vlakte hield. Hij was er wel maar ook weer niet.” “Heb je hem gemist?”, vraag ik. “Ik denk het wel”, zegt hij, terwijl zijn lip begint te trillen. Om hem nog meer steun te geven vraag ik alle mannen in de groep om achter hem te komen staan. Hij wordt nu nog rustiger en steviger. “En kijk nu nog eens naar Hylkje en zeg: “Ik ben er, of jij het nu leuk vindt of niet.” Nu komt er meer vuur in zijn ogen en zit hij rechtop. Hij durft nu Hylkje en ook de rest van de groep vol aan te kijken. “Dit lijkt je wel goed te doen”, zeg ik. “Neem dit beeld vanbinnen maar mee naar huis.”
In het volgende blok zie ik dat hij anders binnenkomt. Hij straalt een zekere kracht uit en kijkt meer de wereld in. Dus ik vraag hem: “Hoe staat het nu met je verlangen om met groepen aan de slag te gaan?” Hij meldt dat de eerste stappen gezet zijn.
In dit voorbeeld is het kwetsbare kind niet opgewassen tegen vernederende grappen, bij afwezigheid van bescherming. Door dit gebrek aan bedding en veiligheid leert iemand op jonge leeftijd om zich terug te trekken en zichzelf niet meer te laten zien. Op volwassen leeftijd roepen situaties waar je zichtbaar moet worden nog altijd destructieve schaamte op. Hierdoor leeft iemand niet zijn volle potentie. Het weer toelaten van oude pijn en leren over steun aannemen zorgt voor nieuwe bewegingsvrijheid.