Jong verlies en uitgestelde rouw
Het blijkt dat er in Nederland zo’n 1,3 miljoen mensen zijn die 1 of beide ouders als kind verloren hebben (zie dit artikel). Toen ik het las schrok ik van het aantal. Tegelijkertijd ook weer niet, want in veel van de groepen die ik begeleid zijn er deelnemers voor wie dit speelt. In een training of leergang wordt de impact hiervan door de deelnemer vaak meteen ‘klein‘ gemaakt. Bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Ik heb mijn vader nauwelijks gekend, dus hoe kan ik hem dan missen?’ Of: ‘Het is al zo lang geleden, daar heb ik nu geen last meer van.’ Of: ‘Ik ben niets tekortgekomen, dus het heeft niet zoveel met me gedaan.’
Ongetwijfeld zijn er kinderen voor wie er liefdevolle aandacht was voor het verdriet. En gelukkig zijn er tegenwoordig heel veel mooie en goede initiatieven op dit gebied. Maar helaas hebben veel kinderen hun verdriet (en andere emoties) ook moeten parkeren of wegstoppen. Een van de redenen dat kinderen van nature geneigd zijn om hun verdriet weg te stoppen is om de overgebleven ouder te ontzien. Deze is vaak in diepe rouw of compleet ontredderd. Ze gaan dan ‘naast’ of ‘boven’ deze overgebleven ouder staan om deze te steunen. Letterlijk door allerlei oudertaken op zich te nemen. En op een subtielere laag door de overgebleven ouder niet te belasten met hun eigen verdriet. In systemische taal spreek je dan van ‘van je plek afgaan’.
De echo van het verdriet en het verborgen gemis is in een training vaak merkbaar. Als ‘ouderfiguur’ van de groep voel ik dan een subtiel appèl van het hunkerende kind: naar iemand die je bij de hand neemt of iemand die tegen je zei hoe mooi je prinsessenjurk was. Iemand die je als een baken houvast gaf. Die erbij was toen je over de rode loper liep bij het afscheid van de lagere school. Die je zag bij je diplomauitreiking.
Vaak zijn deze deelnemers onbewust erg gericht op mij als trainer. Hun ogen zoeken naar ouderogen om alsnog de liefdevolle aanmoediging of ondersteuning te ontvangen. Of ze doen juist het tegenovergestelde. Ze hebben mij als begeleider niet nodig en vragen nauwelijks om aandacht voor zichzelf. Net zoals vroeger. In beide gevallen is het belangrijk dat ik er als begeleider dan ben, om een kleine herkansing aan te bieden in het gezien worden met het gemis. Bijvoorbeeld met een zin als ‘Ik zie je’ of in een woordeloze vorm, ook al is dit voor de deelnemer bijna niet toe te laten. Mits goed afgestemd, kan dit een klein stapje zijn in het proces van uitgestelde rouw. Je krijgt er je vader of moeder niet mee terug, maar hervindt wel een stukje van jezelf.