Begeleiden: een beetje zonlicht, een beetje water
De eerste dag van de training Persoonlijk Leiderschap heeft ze voortdurend kritiek op mij en mijn collega. Telkens als we werken met een deelnemer of iets aan de groep uitleggen wijst ze ons er fijntjes op dat het toch net even anders zit. Alsof ze wil zeggen: “Je moet niet alles geloven wat die twee daar voor de groep verkondigen”.
Als we op de tweede dag met levensverhalen gaan werken komt ze in de pauze naar me toe. Ik voel de bui al hangen en onwillekeurig zet ik me schrap, bang voor de volgende kritische ‘tik’. Die tik blijkt uiteindelijk wel mee te vallen, maar met een stellige toon zegt ze dat ze niet gaat meedoen met een opdracht waarin je iets vertelt over vormende ervaringen. Ze heeft nogal heftige dingen meegemaakt in haar verleden en wil dat liever niet in de groep delen.
Ik voel onrust in mijn lijf. Hoe absurd ook, ergens wil ik dat ze ‘gewoon’ meedoet, zodat er geen gedoe in de groep komt en alles volgens plan verloopt. Ook schieten snelle gedachten door mijn hoofd waarbij ik al ‘weet’ dat ze een hele slechte evaluatie gaat geven, omdat wij zo’n stomme opdracht in het programma hebben zitten. En in gedachten wordt dit meteen uitvergroot, de opdrachtgever gaat me nooit meer vragen…
Ik realiseer me uiteraard dat dit nergens op slaat en meer over mij vertelt dan over haar. Nou ja, nergens op slaat is niet helemaal waar, want dit gaat over mijn eigen, heel jonge vormende ervaringen. Ervaringen waardoor ik kritische blikken slecht verduur en heel graag de controle hou om ‘jonge bang’ het hoofd te bieden.
Dus na een keer diep ademen geef ik als antwoord dat ze niets moet. Dat meen ik ook echt, want persoonlijke groei is niet te forceren. Bovendien heeft ieder recht op privacy en het beschermen van pijnlijke stukken.
Daarnaast vermoed ik dat autonomie en ‘zelf kunnen bepalen’ een belangrijke overlevingsstrategie voor haar is, denkend aan haar kritische houding richting ons als trainers en het feit dat ze weinig van mij en mijn collega aanneemt. En het laatste wat je als trainer moet doen is iemands overlevingsstrategie aan diggelen slaan, dus haar onder druk zetten is een heel slecht plan.
Na een kort gesprekje met haar, geef ik haar alleen de suggestie dat het misschien fijn is om in één zin aan de groep te vertellen dat ze deze opdracht niet wil doen. Ze heeft veel meegemaakt én daar wil ze het verder niet over hebben. Dat vindt ze een goede suggestie, waarbij ik iets van opluchting meen te zien.
Als het haar beurt is vertelt ze dat ze het moeilijk vindt om over haar leven te delen, maar dat toch wil doen. Met haar ogen naar de grond gericht vertelt ze voorzichtig over ouders die haar vroeger heel erg in de steek gelaten hebben. Hierdoor heeft ze geen contact meer met haar broer en zus. Zij hebben alle drie een andere manier gevonden om met hun ouders om te gaan, en ze maken elkaar nu vooral bittere verwijten. Ze vertelt het met een mix van ingehouden woede en verdriet.
In de groep zie ik iedereen ademloos luisteren en met veel mildheid naar haar kijken. Sommigen pinken een traan weg.
Zou je eens naar een paar mensen in de groep willen kijken, vraag ik nadat het een tijdje stil is geweest. “Liever niet”, zegt ze. Even later doet ze het toch. Ik zie haar verzachten en milder worden als ze een paar vriendelijke, begripvolle ogen opzoekt.
Aan het eind van de dag doen we nog een slotrondje met één woord hoe iedereen naar huis gaat. Zij geeft het woord ‘hoopvol’ terug. Woordeloos is er even echt contact tussen mij en haar, voorbij de argwaan.
Begeleiden gaat vaak over je eigen onrust verduren, weinig ‘doen’ en vooral getuige zijn. Het ‘niet moeten’ lijkt haar de vrijheid gegeven te hebben om tevoorschijn te komen. Gras gaat niet harder groeien als je eraan trekt. Een beetje zonlicht en water is meer dan voldoende.